'Durf te vragen: hoe is het thuis?’ De leerkracht als vertrouwenspersoon bij kindermishandeling
In Nederland wordt veelal gezwegen over kindermishandeling. Maar als leerkrachten goed worden toegerust, kunnen zij optimale vertrouwenspersonen zijn, blijkt uit onderzoek van het HU-lectoraat Jeugd. Kinderen zijn opgelucht als zij het kunnen vertellen.
Als het gaat om de aanpak van kindermishandeling, staat Nederland er niet best voor. Er is in de samenleving zoveel ongemak over kindermishandeling, dat het mensen niet lukt om het er over te hebben. Vaak wordt er geen actie ondernomen of een melding gedaan. ‘Kinderen die mishandeld worden blijven daardoor onder de radar’, vertelt Cees Hoefnagels, psycholoog en onderzoeker aan Hogeschool Utrecht. ‘Het vergt meer moed dan we nu meestal aan de dag leggen om ons te realiseren dat kindermishandeling echt bestaat, ook in onze professionele of persoonlijke omgeving.’
"De samenleving moet zich niet afwenden, maar juist openstaan voor het verhaal van kinderen."
Uitnodigen
Hoefnagels doet al jaren onderzoek naar een preventievere aanpak van kindermishandeling. Hij vindt dat de samenleving zich niet moet afwenden, maar juist open moet staan voor het verhaal van kinderen. ‘Als een kind zelf vertelt dat het wordt mishandeld, is dat een dijk van een signaal, dat niets aan duidelijkheid te wensen over laat’, zegt Hoefnagels. ‘En er is soms niet veel voor nodig om kinderen uit te nodigen hun verhaal te vertellen.’
Sociale weerbaarheid
Het basisonderwijs is daarvoor een geschikte plek, met leerkrachten als optimale vertrouwenspersonen. Dat blijkt uit een onderzoek naar een programma van het Marietje Kessels Project, waarbij leerkrachten in staat werden gesteld kindermishandeling in de klas bespreekbaar te maken. Op twee derde van de basisscholen in Tilburg volgden kinderen van groep 7 en 8 gedurende twaalf weken lessen over sociale weerbaarheid. Eén les was gewijd aan kindermishandeling. De weerbaarheidstrainer liet in de klas een filmpje met behoorlijk heftige beelden zien, waarbij gelijk duidelijk werd gemaakt dat de scènes door acteurs worden gespeeld, maar dat dit ook in het echt gebeurt. ‘In de nabespreking van de film vraagt de weerbaarheidstrainer of misschien iemand thuis ook zoiets heeft meegemaakt. Soms gaat er dan een hand omhoog’, vertelt Hoefnagels. Op de scholen die het programma volgden, is er significant meer kans op zo’n self-disclosure: gemiddeld bijna één onthulling per twee klassen.
Diepte-interviews
Met vijftien leerkrachten en zes intern begeleiders van de scholen waar kinderen vertelden dat ze mishandeld worden, deden onderzoekers van het lectoraat Jeugd diepte-interviews. ‘Voor de helft van de leerkrachten kwam de onthulling als donderslag bij heldere hemel. De andere helft had wel een vermoeden, omdat er zorgen waren over het kind op school’, zegt Hoefnagels. ‘Vaak weten leerkrachten niet dat een leerling wordt mishandeld. Dat kan veel redenen hebben. Soms willen kinderen de problemen thuis juist niet meenemen naar school, waar ze het fijn hebben.’
"Het luchtte het kind op erover te vertellen, zagen de meeste leerkrachten."
Kinderen zijn echter ook onzeker over de vraag of andere kinderen in de klas vinden dat je over kindermishandeling mag praten, zo blijkt uit een ander, nog te publiceren onderzoek van Hoefnagels en collega’s. ‘De helft van de kinderen zei dat niet te weten, of ze zeiden: nee. Dat geeft hun perceptie van de sociale norm weer, en uit sociaal-cognitieve theorie weten we dat dit een belangrijke factor is die van invloed is op gedrag. Als je niet weet of je mag praten, zul je dat ook niet gauw doen’, aldus Hoefnagels. Maar het verlangen kan er wel degelijk zijn. Kinderen willen, na een vriendje of vriendinnetje, het liefst aan een leerkracht over hun ervaringen vertellen. ‘Je moet dus echt durven vragen en luisteren naar kinderen.’
Stressvol
De leerkrachten vertelden dat de omgang met onthullingen stressvol voor hen was. ‘Alle leerkrachten hebben op school en thuis steun gezocht om met de situatie te kunnen omgaan. Met stip bovenaan stond: de angst voor het gesprek met de ouders.’ Want na een onthulling volgde altijd een gesprek met de ouders dat werd geleid door de intern begeleider van de school. ‘Eén leerkracht vertelde dat de meest gespierde collega van de school voor de zekerheid tijdens dat gesprek voor het lokaal heen en weer liep. Zo beangstigend kan het zijn’, vertelt Hoefnagels.
Meldcode
Volgens de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling moet de school zulke gevallen melden bij Veilig Thuis. ‘Maar dat gebeurt zelden. Veel leerkrachten en intern begeleiders zeggen dat ze teleurgesteld of gefrustreerd zijn over het contact met Veilig Thuis of de hulpverlening daarna. Want Veilig Thuis mag na een melding niet veel meer zeggen, waardoor de school niet weet wat er gebeurt. En de terugrapportage van Veilig Thuis bereikt de leerkracht niet altijd als die bij de directeur of een andere collega van school blijft steken. Ze voelen er weinig voor om te melden als hun effectverwachting laag is’, legt Hoefnagels uit.
Vertrouwensband
De meeste leerkrachten en intern begeleiders vertelden onderzoekers van het lectoraat Jeugd dat de onthullingen op school positieve sociaal-emotionele gevolgen voor het kind hadden. Het deed de kinderen goed om het te vertellen. ‘Het kernwoord is: opluchting’, zegt Hoefnagels. Ook zagen de leerkrachten dat hun vertrouwensband met het kind groeide. Hoefnagels realiseert zich dat het veel van het onderwijs vergt om naast al het werk dat ze reeds hebben tevens de signaleringsrol op te pakken, ook omdat Nederland ‘extreem zuinig’ is als het gaat om onderzoek naar kindermishandeling, kennisontwikkeling, preventie en hulpverlening. ‘Maar de school is als het tweede pedagogische milieu zo enorm belangrijk als het niet veilig is bij de ouders, het eerste pedagogische milieu. We zullen leerkrachten in staat moeten stellen om een kind te vragen: hoe gaat het thuis?’