Onderzoekers verzamelen forensische best practices in beschermd wonen

De sector beschermd wonen en maatschappelijke opvang (BW/MO) heeft een toenemend aantal cliënten met een forensische titel. Deze mensen zijn veroordeeld vanwege een misdrijf en moeten zich houden aan voorwaarden. Ze moeten bijvoorbeeld meewerken aan een behandeling of mogen geen drugs of alcohol gebruiken. Bij deze cliënten moeten professionals dus rekening houden met het risico op herhaling van delict-gedrag. Dat vraagt om een andere benadering. Maar welke precies? De HU deed onderzoek naar de valkuilen en best practices.

Het onderzoek, uitgevoerd door de lectoraten Werken in Justitieel Kader en Wonen en Welzijn, bracht succesvolle werkmethodes van professionals in kaart en onderbouwde deze met wetenschappelijke inzichten. Dit leidde tot een handreiking over het werken met forensische cliënten in de BW/MO.

Wat werkte er nou voor jou?

Het onderzoek startte met literatuuronderzoek, gevolgd door diepte-interviews met diverse instellingen over thema’s als het plaatsen van cliënten, de werkalliantie en dagbesteding. “Daarbij hebben we ook cliënten gesproken: wat werkte er nou voor jou?”, vertelt onderzoeker Sylvana Robbers. “Die verschillende perspectieven hebben we naast elkaar gelegd: wat de instellingen vinden wat werkt, wat cliënten hebben ervaren en wat wij denken dat anderen van deze cases kunnen leren.”

Krachtgericht werken

“Professionals in deze sector ervaren wrijving tussen het krachtgericht werken met een positieve blik, en het aandacht moeten hebben voor de forensische achtergrond: moeten letten op de risico’s, op terugval, op wat niet goed gaat. Het maakt hen handelingsverlegen”, vertelt onderzoeker Annelies Sturm. “Ze vinden het bijvoorbeeld lastig streng op te treden als ze net een goede relatie met een bewoner hebben opgebouwd. Als iemand bijvoorbeeld toch weer drugs gebruikt, moet je dat als begeleider aangeven bij de reclassering en een plan van aanpak maken. Als een cliënt dan vraagt het alsjeblieft een keertje door de vingers te zien, kan zo’n begeleider daar gevoelig voor zijn – want ze zijn net zo goed krachtgericht bezig. Maar: je moet het tóch melden. En dan samen met reclassering de weg vooruit weer zoeken. Terugval is logisch, van een verslaving ben je niet zomaar af. Je moet juist iemands krachten gebruiken om dat probleem te boven te komen. Die kracht kan van alles zijn: waar iemand goed in is, of hij familie heeft, of hij een nieuw doel in zijn leven ziet...”

Stigma's aanpakken

Krachtgericht werken is een van de hoofdthema’s die uit het onderzoek naar voren kwam. Een ander is destigmatisering, ofwel het aanpakken van de (voor)oordelen die iemand uit de maatschappij ervaart - of zichzelf oplegt. Sturm: “Ons onderzoek laat zien dat het werken met vrijwilligers - die vaak ervaringsdeskundigen zijn – hier een belangrijke rol in kan spelen. Zij blijken goed in staat te zijn om cliënten weer met een positieve blik naar zichzelf te laten kijken en ze te leren geloven in een betere toekomst.”

"Er blijken professionals te zijn die denken dat ze niets van de forensische achtergrond van een cliënt mogen weten"

Onderzoeker Sylvana Robbers

Presentiebenadering

Ook presentiebenadering blijkt van groot belang voor cliënten met een forensische titel en wordt door veel professionals als best practice bestempeld, vertelt Robbers. “Presentiebenadering gaat over er écht voor iemand zijn, zodat deze zich gezien en serieus genomen voelt. Om een voorbeeld te geven: een client met verslavingsproblematiek die bang was voor terugval gaf aan ’s ochtends en ’s avonds behoefte te hebben aan een kort contactmoment, zoals een bemoedigend appje. Dat is maatwerk maar kan nét het verschil maken - en je bouwt ermee aan een goede werkalliantie.”

Heldere afspraken

Voor die goede werkalliantie – de samenwerking tussen professionals en cliënt – is het ook belangrijk alle afspraken vanaf het begin helder te hebben. Dat is nu niet altijd zo, stelt Robbers. “Er blijken professionals te zijn die denken dat ze niets van de forensische achtergrond van een cliënt mogen weten. Maar dat is niet zo. Wat mag een client wel of niet, wat zijn de voorwaarden van de reclassering, hoe gaan we samenwerken? Het is de taak van BW/MO om dat aan reclassering te vragen en al bij de start helder te krijgen. Veel professionals kennen die mogelijkheid niet. Daar ligt nog een taak voor de opleidingen.”

De weg naar het werkveld

Hogeschool Utrecht pakt dit in het eigen onderwijs al op in de Master Forensische Sociale Professional. Verder vinden de onderzoeksopbrengsten op verschillende manieren hun weg naar het werkveld, zoals op de Dag van de Forensische Zorg, binnen het Kwaliteitsnetwerk BW/MO en via de Stichting Valente - de branchevereniging BW/MO. Ook hebben de onderzoekers een agenda opgesteld die het programma Kwaliteit Forensische Zorg (KFZ) helpt met de prioritering van verder onderzoek. Robbers: “We nodigen professionals uit de opbrengsten breed te delen en er vooral met elkaar over in gesprek te gaan. Inzichten blijven delen, het gesprek hierover blijven voeren; dat is uiterst belangrijk voor de verdere professionalisering en ontwikkeling van het vakgebied.”

Lees meer op de projectpagina van het onderzoek ‘Forensische best practices in beschermd wonen en maatschappelijke opvang’. Daar vind je ook de resultaten (pdf) en eindrapportage (pdf).

Deel dit artikel