Mensenrechten aan de keukentafel: staan ze daar ook écht centraal?
Iedereen heeft recht op volwaardige participatie in de samenleving. Ook mensen met een beperking. Sociaal werkers bepalen welke ondersteuning ze daartoe ontvangen. Zij opereren daarbij in een complex spanningsveld van mensenrechten, wet- en regelgeving, beleid en de behoeften van inwoners. Hoe komen zij tot hun keuzes? Dorien Claessen deed onderzoek. Haar werk biedt concrete handvatten om de rechten van mensen met een beperking steviger te verankeren in de praktijk.
Zorg, onderwijs, werk, vrije tijd: de overheid heeft de verantwoordelijkheid om voorzieningen te treffen die zorgen dat mensenrechten op lokaal niveau gewaarborgd worden. In Nederland is dat onder meer geregeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), bedoeld om mensen met langdurige beperkingen te ondersteunen bij participatie in de maatschappij.
Sociaal werkers spelen een sleutelrol bij de uitvoering van die wet. Zij beslissen over de toekenning van ondersteuning zoals specialistische zorg, persoonsgebonden budget, dagbesteding en huishoudelijke hulp. Deze besluiten hebben veel invloed op het leven van inwoners. Wat als passende ondersteuning geldt, wordt vastgesteld tijdens het zogenoemde keukentafelgesprek. “Het keukentafelgesprek is de plek waar mensenrechten echt concreet kunnen worden gemaakt”, stelt Dorien Claessen.
Tussen nabijheid en beleid
In haar proefschrift onderzoekt Claessen hoe sociaal werkers invulling geven aan de Wmo 2015. Hoe mensenrechten aan de keukentafel betekenis krijgen, en in welke spanningsvelden sociaal werkers daarbij opereren. “Zij moeten voortdurend balanceren tussen nabijheid en beleid, tussen menselijke maat en juridische kaders. Terwijl de beroepsstandaarden en opleidingsprofielen mensenrechten erkennen, staan ze in de praktijk niet altijd centraal”, zegt Claessen.
"Sociaal werkers staan in Nederland in de frontlinie tussen hulp en recht"
Dorien Claessen
Paradox van maatwerk
Hoe kan dat? Claessen vat haar bevindingen samen in drie paradoxen. De eerste is de paradox van maatwerk. Maatwerk geeft de professional beslisruimte en maakt het mogelijk de ondersteuning toe te snijden op het individu. Dit kan echter botsen met rechtsbeginselen zoals rechtsgelijkheid. Waar maatwerk flexibiliteit verlangt, vraagt het recht juist om navolgbaarheid en uniformiteit. “Voor iedere persoon moet je met een passende oplossing komen, maar je wil inwoners ook gelijk behandelen.” In de praktijk betekent dit dat tijdens het keukentafelgesprek, bedoeld als open dialoog, de ruimte om écht in te spelen op individuele situaties toch beperkt is door gestandaardiseerd aanbod en nieuwe regels die maatwerk weer inperken.
Paradox van professionaliteit
Aan de ene kant zijn sociaal werkers, vanuit hun rol als begeleider, een vertrouwenspersoon voor de cliënt. Aan de andere kant moeten ze als vertegenwoordigers van de lokale overheid de wet uitvoeren, wat vraagt om objectiviteit, afstand en een goede verdeling van de schaarse middelen. Claessen noemt dit de paradox van professionaliteit. “Veel sociaal werkers in mijn onderzoek ervaren een conflict tussen begeleiden en beslissen. Voor begeleiden heb je een vertrouwensrelatie nodig, maar halverwege heeft een inwoner specialistische zorg nodig en dan moet jij het team daarvan overtuigen. Het uiteindelijke besluit is lang niet altijd positief; het juridisch kader van de Wmo 2015 is namelijk gericht op het beperken van de toegang tot maatwerkvoorzieningen. De kans is dus aanwezig dat dit de vertrouwensrelatie schaadt.”
Paradox van participatie
Het VN-verdrag Handicap benadrukt de verantwoordelijkheid van de overheid in het geleidelijk wegnemen van barrières in de samenleving voor mensen met een beperking. De Wmo 2015 legt daarentegen allereerst de nadruk op individuele zelfredzaamheid en informele zorg. Dit is de paradox van participatie. Claessen: “Het VN-verdrag zegt dat de overheid een actieve rol moet pakken om participatie mogelijk te maken en stelt geen voorwaarden zoals de aanwezigheid van hulp van het netwerk. Maar het Wmo-beleid zegt eigenlijk: benut eerst het sociale netwerk, voorliggende voorzieningen en oplossingen op basis van andere wetten. Deze ambiguïteit vraagt sociaal werkers voortdurend te balanceren tussen rechten, regels en organisatiedoelen. Dat maakt hen onzeker; ze zijn het gezicht en ook uitvoerders van beleid waar ze niet altijd achter staan.”
Meer ruimte voor reflectie
Deze paradoxen bemoeilijken het werk van de sociaal werkers – en maken het voor mensen met een ondersteuningsbehoefte lastiger passende ondersteuning te krijgen. Claessen geeft in haar proefschrift adviezen om dit te doorbreken. Allereerst adviseert zij om het VN-verdrag Handicap duidelijker leidend te laten zijn, en de Wmo 2015 dienend aan de uitvoering van dat verdrag. “Investeer daarom in structurele, professionele training over het VN-verdrag Handicap, wat ook een juridische verplichting is: iedere professional in Nederland die mensen met een beperking professioneel ontmoet, behoort op de hoogte te zijn van deze rechten. Dit vergroot het inzicht in onbedoelde ongelijke behandeling en biedt handvatten om aan een toegankelijke samenleving te werken voor iedereen”, aldus Claessen.
Zij adviseert verder om bij de uitvoering van de Wmo 2015 meer ruimte te creëren voor teamreflecties op de beroepscode. “Wanneer procedurele vereisten de overhand krijgen, kan de ruimte voor ethische afwegingen in het gedrang komen. Zorg daarom voor structurele intervisie waarin het collectieve morele kompas van het team centraal staat.”
Beïnvloed het beleid
Een derde advies: als het beleid, voortkomende uit de Wmo 2015, niet optimaal bijdraagt aan de doelen van het VN-verdrag, dan moet dat beleid wellicht heroverwogen worden. Hier ligt een taak voor de gemeenten: zij hebben de verantwoordelijkheid om hun beleid voor wijkteams in lijn van het verdrag te brengen. Zij moeten het sociaal werk (h)erkennen als professie met eigen professionele standaarden en een ethische code waarin mensenrechten erkend zijn, stelt Claessen.
“Sociaal werkers staan in de frontlinie tussen hulp en recht. Als cruciale schakel tussen overheid en inwoner hebben ze een belangrijke opdracht: maatschappelijke participatie mogelijk maken voor kwetsbare groepen. Hen adviseer ik: maak gebruik van de inzichten uit individuele casuïstiek waar mensen door de mazen van de wet vallen, om barrières voor groepen mensen te signaleren en te lobbyen voor beleidsaanpassingen binnen gemeenten.”
Over Dorien Claessen
Dorien Claessen is docent-onderzoeker bij het Instituut voor Social Work en het Instituut voor Recht. Op woensdag 1 oktober verdedigt zij haar proefschrift met de titel ‘Human rights at the kitchen table. Access to justice and the role of social workers at the local level’ bij de Universiteit Utrecht, in samenwerking met Lectoraat Toegang tot het Recht van Hogeschool Utrecht.
Bekijk het werk van Dorien Claessen of neem contact met haar op. Interesse in de pdf van het proefschrift? Stuur dan een e-mail naar claessenpromoveert@gmail.com.
HU-nieuwsbrief, blijf op de hoogte
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang maandelijks het belangrijkste nieuws over ons onderwijs, onderzoek en onze impact op de regio.
Meld je aan