Marike Boonzaaijer promoveert op video-methode voor kinderfysiotherapie

In de eerste twee levensjaren ontwikkelen kinderen een hoop motorische vaardigheden. Bijvoorbeeld zitten, kruipen en staan. Voor kinderfysiotherapeuten is het belangrijk goed te weten wanneer de ontwikkeling van een kind niet meer binnen de norm is en behandeling moet starten. Marike Boonzaaijer ontwikkelde een methode waarbij de kinderfysiotherapeut het kind op afstand kan beoordelen, via video’s die de ouders maken. Op 26 november promoveerde ze op haar onderzoek.

Marike Boonzaaijer observeert een zuigeling
Bron: corne clemens

De grofmotorische ontwikkeling van kinderen in de eerste twee levensjaren verschilt van kind tot kind in snelheid en vorm. Dat maakt het lastig voor kinderfysiotherapeuten en andere zorgverleners om kinderen eruit te pikken die een vroege interventie nodig hebben. Bovendien laat het kind bij een bezoek aan de kinderfysiotherapeut niet altijd zien wat het kan. Bijvoorbeeld omdat het net heeft geslapen of gegeten, tandjes krijgt of moet wennen aan de nieuwe omgeving van de poli of praktijk.

Goed beeld

Daarom vroegen kinderfysiotherapeuten het lectoraat Leefstijl en Gezondheid van Hogeschool Utrecht in 2014 om aanknopingspunten om de grofmotorische ontwikkeling van zuigelingen beter te kunnen beoordelen en begrijpen. Senior onderzoeker Jacqueline Nuijsink startte een tweejarig SIA RAAK-project, GODIVA. Marike Boonzaaijer stapte in. Zij was docent bij de master Kinderfysiotherapie van de HU en twaalf jaar werkzaam als kinderfysiotherapeut in het St. Antonius-ziekenhuis. “Het idee was om een home video-methode te ontwikkelen waarmee ouders hun kind in de eigen omgeving kunnen filmen”, zegt Boonzaaijer. “Daarmee konden wij als onderzoekers de grofmotorische ontwikkeling in de tijd in kaart brengen. Daarnaast biedt de methode kinderfysiotherapeuten een aanvullende mogelijkheid om een beeld te krijgen van waar het kind staat in zijn ontwikkeling.”

Prima kwaliteit

Boonzaaijer sleepte na de start van het project een NWO-promotiebeurs voor docenten in de wacht. Daarmee werd het onderzoek uitgebreid tot vijf jaar. “We zijn begonnen met het ontwikkelen en toetsen van de home video-methode. In de eerste pilot werden 50 kinderen live gezien door een kinderfysiotherapeut. Er werden tegelijkertijd filmopnames gemaakt, die werden beoordeeld door andere kinderfysiotherapeuten.” Die kwamen in grote lijnen tot dezelfde conclusies, waarmee was aangetoond dat het beoordelen van motorische ontwikkeling aan de hand van video’s mogelijk (in wetenschappelijk jargon: valide) is. “Daarnaast keken we of het voor ouders haalbaar is om hun kind te filmen met hun telefoon en onze werkinstructie.” Dat bleek het geval: camera’s in smartphones maken beelden van prima kwaliteit en de instructies waren goed te begrijpen. Wel waren er de nodige obstakels te overwinnen in de techniek: de filmpjes moesten via een webportal versleuteld worden verzonden naar een beveiligde server binnen de HU. “Dat heeft de studenten en docenten van de toenmalige HU-faculteit Natuur en Techniek heel wat programmeerwerk gekost”, zegt Boonzaaijer.

Zorgen

Toen het platform eenmaal werkte, verzamelden Boonzaaijer en haar collega’s beelden van honderd baby’s. Ouders filmden hen eens per twee maanden tussen de leeftijd van 3,5 en 15,5 maanden. Met een meetinstrument voor motorische ontwikkeling brachten zij de variatie in ontwikkeling in kaart. “We hebben uitsluitend gezonde, op tijd geboren kinderen gemeten om een blauwdruk te krijgen van de normale motoriek en variatie daarin”, zegt Boonzaaijer. “We zagen dat er ruwweg drie groepen zijn: early developers die heel snel ontwikkelen, de gradual developers die een geleidelijke ontwikkeling doormaken en de late bloomers die wat langer wachten. Over die laatste groep kunnen ouders zich zorgen maken. Daar is het belangrijk dat kinderfysiotherapeuten goed kunnen adviseren.”

Succes

Om de metingen beter te begrijpen, verrichtte Boonzaaijer met collega Imke Suir een literatuurstudie. Daaruit kwam onder meer naar voren dat de opvattingen van ouders (‘parental beliefs’, in jargon) over hoe je omgaat met een baby een rol spelen in de motorische ontwikkeling. Voor een kinderfysiotherapeut zijn de beliefs van ouders dus belangrijk om te kennen. Om meer inzicht te krijgen in deze overtuigingen en het handelen van ouders en de invloed daarvan op de ontwikkeling, hebben Boonzaaijer en collega’s een aanvraag ingediend voor een vervolgstudie. 
De video-methode waaraan Boonzaaijer heeft gewerkt is in elk geval een succes. “De methode wordt internationaal veel gevonden, ook vanwege corona. De instructiematerialen zijn in drie talen vrij te downloaden van onze website. De implementatie van de applicatie gaat helaas niet snel, vanwege technische aspecten en privacy. We blijven zoeken naar mogelijkheden om de methode ook echt naar Nederlandse kinderfysiotherapiepraktijken te brengen.”

Marike Boonzaaijer promoveerde op 26 november op haar proefschrift ‘From Birth To Independent Walking: Gross Motor Trajectories Of Infants Captured By Home Videos Made By Parents’. Promotor is prof. dr. Marian Jongmans (hoogleraar Pedagogiek, Universiteit Utrecht). Copromotoren zijn dr. Chiel Volman (Universiteit Utrecht) en dr. Jacqueline Nuysink (lectoraat Leefstijl en Gezondheid, HU).
Na haar promotie blijft Boonzaaijer als post-doc verbonden aan het lectoraat Leefstijl en Gezondheid. Ook blijft ze lesgeven in de master Kinderfysiotherapie. Daarnaast werkt ze in het Wilhelmina Kinderziekenhuis als kinderfysiotherapeut op de poli neonatologie.

 

Deel dit artikel